Tuinbonen, of ‘labbonen’ zijn één van de vroegste planten die je in de groententuin kan zaaien.
Het gezegde gaat als volgt: ‘wie tuinbonen wil eten mag februari niet vergeten’, dat hebben we dus gedaan.
Ik heb ze in februari gezaaid in de serre, en in maart uitgeplant. Ze kunnen heel goed tegen de kou, lichte vriestemperaturen deert hen niet.
In feite kan je ze het best zo vroeg mogelijk uitplanten, dan zijn ze minder vatbaar voor ziektes en luisaantastingen.
Op mijn planten zie ik nog steeds geen luizen, maar misschien is dat omwille van het feit dat er dille tussen staat.
Die dille heeft zichzelf uitgezaaid in de groententuin, en blijkt dus dat luizen daar niet van moeten weten … handig.
Op zicht een makkelijke plant , ook voor wie nog weinig ervaring heeft in de moestuin.
Mochten er bladluizen aanwezig zijn kan je steeds de jonge toppen plukken.
Het enigste wat je eventueel moet doen is een touw spannen zodanig dat de planten niet omvallen. Klimmen doen ze niet.
Voor het plukken van de bonen doe je het best handschoenen aan; de planten bevatten immers tannine, die een zwarte kleur op je handen achterlaat.
Ze staan op dit moment in bloei, nog even wachten en we kunnen oogsten!
Ik heb dit jaar geen tuinbonen gezet, vorig jaar veel te veel en je hebt er zoveel werk mee omdat je ze 2 keer moet ontpeulen/ontvliezen.